« het kortste gedicht (10) | Main | het kortste gedicht (11) »

08 november 2007

vies volk in het buurtcomité

Sommige dichters zien het als hun taak om niet aflatend de staat van hun eigen gevoelsleven te peilen (de meerderheid) en andere dichters hebben het op zich genomen om, bundel na bundel, onze beschaving de maat te nemen. Beide soorten poëzie dragen hun eigen mislukking in zich: de eerste soort ontaardt maar al te vaak in niet altijd even indringende beschouwingen van de eigen navel, de ander komt de dichter vaak op een soort poëtische hernia te staan, omdat men zich makkelijk vertilt aan een onderwerp als eh… alles.
Is het mogelijk de geschiedenis van laten we zeggen de afgelopen 60 jaar in één bundel gedichten te omvatten? Leonard Nolens heeft een manmoedige poging gedaan:

Onze kleermaker zit zonder stof.
Wij trekken ons uniform van vlees
Over andermans botten om onszelf te zien.
Wij nemen elkaar de maat
Met de mateloze centimeter van Gods afwezigheid.

Onze doorgeleerde mond is een vergissing
Of een gissing, en ons axioma luidt:
Wij weten niets. Wij weten niets.
Dat leren wij de kinderen op school.

Dit zijn de laatste regels van de eerste afdeling van de bundel Bres, Nolens’ magnum opus, als ik het zo mag noemen. Een oneerbiediger typering zou zijn: een verzameling van eerder werk, maar daarmee zou ik het boek tekort doen. De vijf afdelingen van Bres bevatten weliswaar gedichten die voor het merendeel al in eerdere bundels verschenen (Nolens publiceerde sinds zijn debuut in 1966 het niet misselijke aantal van 20 bundels), maar het verschil met een ‘gewone’ bloemlezing is dat deze gedichten erop geschreven zijn om ooit samen een eenheid te vormen.
Terug naar de regels van het gedicht. Het is het heldere en tegelijk furieuze einde van de eerste cyclus: Vlees in uniform is volautomatisch. Zoals die titel al aangeeft gaat het veel over de oorlog, maar ook over de generaties voor ons en na ons die het niet beter deden/doen, over de angst voor het vreemde, over de staat van onderhoud van de beschaving (ik moest halverwege de bundel erg denken aan Mahatma Ghandi die op de vraag ‘Wat vindt u van de westerse beschaving?’, gevat antwoordde: ‘Dat lijkt me een uitstekend idee’), kortom: over de onbegrijpelijkheid en grootsheid van het leven. Dit alles in gedichten vol scherpe, bittere vondsten: De zwaksten schommelen biddend/ en vloekend hun vlees naar de maan./ De macho’s gaan slapen in kranten/ Vol borsten en billen en smeren de trommel/ Van hun revolver in met sperma.
Geweld, porno, onrechtvaardigheid: wat Nolens hier omroert zijn niet de dingen waar we ons graag op laten voorstaan. Ook in het vervolg van de bundel blijft hij genadeloos kritisch, en spaart hij vooral zichzelf en zijn generatiegenoten niet, ten prooi aan onmacht en onverschilligheid. Want na een revolutionair angehauchte jeugd en de hoop op een betere wereld na mei vijfenveertig was dit het resultaat:

Wij hadden geen spiegels in huis
En lieten ons zelfbeeld verdwalen in kranten en kroegen.
Wij werden vies volk in het buurtcomité,
Lyriek van Bohemers en vuil van de straat.
Daar kochten wij onze papieren terug van onszelf.
Veel zinnen samen schiepen geen ontroering.

Ik moet zeggen dat deze bundel me zeer heeft verrast.
Ik zag Leonard Nolens op het Gedichtenbal in januari van dit jaar, en hield er de indruk aan over van een wat morsige, vermoeide man die moeizaam uit zijn woorden kwam. Hij klaagde over zijn gezondheid. Zo zie je maar dat je nooit op uiterlijk moet afgaan. Ik had geen idee dat er zo’n machtige dichter huisde in dat broos ogende schrijverslijf.


Leonard Nolens, Bres. Querido, €16,95

(deze recensie verscheen vandaag in Het Parool)

jaeggi om 08 november 2007 14:42