« zonsopgang | Main | wat je ook niet moet hebben »

26 juni 2006

wende

Je komt in Lelystad aan om half twaalf ’s avonds. Het is zoals je verwacht: het decor van een naargeestige science fiction-film die speelt in een tijd waarin de robots het van ons hebben overgenomen. Geen mens op straat, behalve mensen waar je met een boogje omheen loopt. Daarbij struikel je in een openliggende bouwput. Het duurt een halfuur voor je de uitweg gevonden hebt.
Het hotel is als verwacht: confectiemeubilair, confectiepersoneel, een confectiekamer, alles correct en beleefd. Eigenlijk was je van plan een vurige, ruwe minnares uit te nodigen voor de nacht hier. Je hebt spijt dat je dat niet gedaan hebt. Je doet de tv aan en gaat alle kanalen langs. Er zijn er honderd. Je kleedt je uit. Je overweegt een bad te nemen, zoals altijd als je ergens komt waar een groot luxe bad staat. Je bekijkt jezelf in de wandvullende badkamerspiegel. Je spant je spieren. Je neemt een paar bodybuildershoudingen aan. Het kan ermee door, maar een bodybuilder ben je niet.
Je veegt de gratis shampootjes en zeepjes in je toilettas. Je poetst je tanden en daarna ga je met een handdoek om je middel op het confectiebed liggen. Je overweegt beide bedden, die naast elkaar staan met een nachttafeltje ertussen - kennelijk slaapt de Nederlandse hotelgast graag gescheiden - gezellig tegen elkaar aan te schuiven, maar de noodzaak ontbreekt. Er is toch geen vurige, ruwe minnares. Je kijkt nog eens naar de gedichten die je hebt uitgezocht om voor te lezen, morgenochtend. Ze komen je bleek en vreemd voor.
Om half 1 doe je resoluut de tv uit. Om 5 uur word je gewekt voor je optreden op het vroegste festival van het land. Je kunt maar beter verstandig zijn en nog wat uurtjes slaap pakken.
Drie kamers verderop bevindt zich Wende Snijders. Zij gaat de hele nacht door, samen met haar band. De minibar maakt helse uren door.

Om 5 uur gaat de telefoon. Een beleefde stem vertelt dat het 5 uur is. Over anderhalf uur moet je optreden. Waarom ook weer? Je valt weer in slaap. Vijftig minuten later schrik je in één keer klaarwakker. Douchen, aankleden, kleren aan in precies tweeëneenhalve minuut. Tas inpakken. Je overvolle toilettas valt om. De map met gedichten kantelt langzaam van het nachtkastje en de gedichten fladderen vrolijk door de kamer.
Om een minuut voor zes sta je hijgend in de lobby en krijgt te horen dat de taxi net vertrokken is. De volgende gaat pas om zeven uur. Ook het ontbijt is pas om zeven uur.
De portier gaat bellen. Er is een misverstand, de taxi moet nog komen. Je bedankt hem, hij ziet er geweldig fris uit op dit vroege tijdstip.
Buiten staat een jonge, donkerbruine man. Hij rilt. Hij stelt zich voor. Samba Schutte. Hij is stand-up comedian. Hij moet straks vóór jou optreden. Om negentien minuten over zeven in de ochtend moet hij een publiek aan het lachen maken. Hij is dus nog minder te benijden dan jij.
De taxibus rijdt voor. Jullie zijn de enige artiesten die instappen. Dat betekent dat de rest er al is, of dat ze allemaal hebben afgezegd. De taxichauffeur rijdt lekker door, maar Flevoland is dan ook helemaal leeg, op dit uur. Het is heel erg rustig.
Samba vraagt wat voor gedichten je schrijft. Je moet het antwoord schuldig blijven.

Aan de rechterkant van de weg doemt een kampeerterrein op, aan de rand van een keurig bosje. Er staat een grote gestreepte circustent, wat je altijd een feestelijk gevoel geeft, ook nu. Er lopen mensen in de dauw met walmende plastic bekertjes, en midden op het terrein staat een soort aarden ringwal. Kennelijk is het daar te doen, het publiek concentreert zich daar.
Als je uit de taxi stapt ruik je eieren met spek.
Het programma is een beetje uitgelopen, je kunt rustig wakker worden en een kopje koffie nemen, maar je wordt getrokken door de intrigerende geluiden die uit het ring-theater komen. Als je onder de lage aarden doorgang doorgaat kijk je verbaasd op. Het zonne-observatorium – want dat is het – zit bomvol met mensen. Op meegebrachte campingstoeltjes, op handdoeken, op plastic vuilniszakken, op harige zitzakken, sommigen onderuit, sommigen op het puntje van hun stoel, maar niemand slaapt, iedereen is erbij, bij de klanken die van het podium komen, waar Spinvis speelt. Als Spinvis klaar is ga je naar buiten en beklimt de aarden wal, om alles van boven te bekijken. Er zitten nog meer mensen dan je dacht.
Een dichter met glanzend wit haar loopt naar de katheder die voor het podium staat en begint zijn gedichten te lezen. Thom Ummels staat in het programma. Nooit van gehoord. Het publiek drinkt de woorden van zijn lippen.
Er zijn twee jonge dichteressen. Ze heten Kila en Biebs. Ze zijn goed, geestig. Het publiek klapt de handen stuk. Dan, een performance met een touw en twee kunstenaars die, geloof je, de strijd van de mens tegen de zee verbeelden. Je haat performances, met een bijna religieuze haat. Je kunt je ogen niet losrukken van dit trage, spannende bewegen. Als de twee elkaar aan het eind omhelzen applaudiseer je het hardst van allemaal.
De zon is al op maar gaat nog schuil achter dikke dampen. Je moet aan Marten Toonder denken, en aan Pee Pastinakel.
Je bent bijna aan de beurt, misschien moet je maar wat gaan eten. Op een lege maag kun je niet optreden.
Als je terugloopt naar het observatorium, je buik vol ei en spek, staat Samba klaar voor zijn optreden. Hij rekt zijn spieren als een jogger voor het joggen. Je schudt zijn hand en wenst hem succes.
Hij loopt het platgetrapte gras op, naar de microfoon. Zijn eerste grap. Je grijnst. Het publiek brult. Tien minuten later willen ze hem allemaal mee naar huis nemen en op de schoorsteenmantel zetten.

Jouw beurt. Je leest Anders’ grote ontdekking. Een lang gedicht, verhalend weliswaar, maar je hebt getwijfeld. Tijdens het lezen voel je de gniffels, meer dan je ze hoort, en de peilloze stiltes daartussen. Als het gedicht uit is blijft het stil. Je hoort vogels.
‘Tweede gedicht,’ zeg je. Dan gebeurt het. Ze schateren. Ze knikken. Ze roepen.
Fritz, lees je, en Fritz 2. Hele andere gedichten. Je kent het meeste uit je hoofd, je kijkt goed rond tijdens het lezen, om te onthouden, mee naar huis te nemen.
Je eindigt met Wolfgang. Dat hebben ze verdiend, en jij ook.

De zon is opgegaan. Het wordt warm. Je zou nu wel gelukkig sterven, maar je blijft nog even leven, want straks komt Wende. Het is de dag van de zonnewende. Wende Snijders treedt op. Waarschijnlijk is er een connectie tussen die twee.
Je stelt je op bij het podium, zodat je haar van dichtbij kunt zien, straks. Je hebt al heel veel over Wende Snijders gehoord en het was allemaal zo juichend dat je er automatisch sceptisch van wordt. Wende Snijders, je moet het nog zien
Haar muzikanten lopen langs en beginnen uit te pakken. Viool, altviool, cello. Een man met een gouden brilletje en brosse haren pakt een accordeon uit, een trompet, een bügel. Een heel arsenaal aan klop- en tik-instrumenten.
Ze wordt aangekondigd. Een korte pauze, waarin je denkt, samen met de rest van het publiek: zie je wel, ze is er niet, dat kan ook niet, zo’n beroemde artiest, die komt niet hier om acht uur ’s ochtends naar de Flevopolder om…
Wende Snijders loopt voor me langs. Streng gezicht. Lichtzinnige rode jurk. Blote rug. Twee moedervlekjes bij haar schouderblad. Het podium op. Ze stampt met haar voet. Je suis comme je suis. Als het nummer uit is lacht ze voor het eerst. Valse a mille temps. Yeah! roept een man. Non! dondert Wende.
De betovering duurt een half uur. Je stelt je weer op naast het podium. Je weet je wat je te doen staat. Na de toegift zul je op haar toelopen en zeggen dat je bereid bent je leven te vergooien voor haar. Als ze niet meteen met je meegaat zul je op je knieën zinken.

Je wordt afgezet bij het hotel, samen met Willem van Ekeren, de Bach-Bukowski-pianist. Hij mankt, heeft een operatie gehad aan zijn been. Geeft dat geen problemen met spelen? vraag je. Met het pedaal? Bij Bach gebruik je geen pedaal, zegt hij. Je was al gelukkig, maar die kennis maakt je nog gelukkiger.
Je loopt over de markt in Lelystad. Een grote markt, drukke mensen. Je overweegt een mud kersen te kopen voor thuis, maar het hoeft eigenlijk niet, je loopt hier al in de zon op weg naar huis en de poëzie en Wende zingen in je hoofd.


Het Sunsation Festival is begonnen als een poëtische viering van de zomerzonnewende dat jaarlijks terug zou keren. Sunsation is uitgegroeid tot een multidisciplinair festival. Naast poëzie is er muziek, theater en beeldende kunst te bewonderen. Het festival vindt plaats op of omstreeks de 21e juni bij het ochtendgloren. Dit is de dag met de kortste nacht en de meeste uren daglicht. Het festival vindt plaats in het Observatorium Robert Morris te Lelystad, een beroemd landschapskunstwerk. In de loop der jaren is Sunsation uitgegroeid tot het grootste buitenpodium voor poëzie. Ondanks de grote groei van de laatsten jaren is het festival nog gratis toegankelijk.

jaeggi om 26 juni 2006 10:08